Contact  |

Wanneer kan het beroepsgeheim worden doorbroken?

Het beroepsgeheim raakt de kern van de hulpverlening omdat het aan iedereen garandeert dat men in alle veiligheid en vertrouwen de hulpverlening kan aanspreken. Het beroepsgeheim helpt mee aan de bescherming van het privéleven van hulpvragers en is een essentieel element van elk professioneel handelen. Door het belang van het beroepsgeheim, wordt een schending ervan zwaar bestraft (Strafwetboek, artikel 458).

De wetgever heeft enkele uitzonderingen voorzien, waarbij de zwijgplicht kan veranderen in een spreekrecht of zelfs spreekplicht. Voorbeelden hiervan zijn:

  • de meldplicht inzake bepaalde besmettelijke ziektes;
  • de getuigenis in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie. In deze gevallen moet de hulpverlener in eer en geweten oordelen of hij al dan niet zijn beroepsgeheim inroept. Hij kan dus ook hier blijven zwijgen, maar mag ook spreken indien dat aangewezen is;
  • indien de minderjarige (of andere kwetsbare personen) slachtoffer is van bepaalde misdrijven mag men onder bepaalde voorwaarden de procureur inlichten (Strafwetboek, artikel 458). Hier bestaat dus een aangifterecht (geen plicht). Dit gaat over misdrijven tegen een persoon die een groot gevaar inhouden voor zijn fysieke of psychische integriteit, zoals zedenfeiten, verkrachting en doodslag;
  • het Strafwetboek art. 458ter stelt dat het beroepsgeheim kan worden doorbroken in geval van terrorisme en familiaal geweld. Dit casusoverleg maakt, onder enkele strikte voorwaarden, een interdisciplinaire samenwerking mogelijk;
  • binnen de jeugdhulp is het gedeeld beroepsgeheim expliciet geregeld (decreet Integrale jeugdhulp, artikel 74). Bepaalde informatie kan door gemandateerde voorzieningen en jeugdhulpvoorzieningen onder bepaalde voorwaarden gedeeld worden met magistraten en consulenten die belast zijn met jeugdzaken (DRM, artikel 75 en 75/1). Uitzonderlijk mogen ook inlichtingen omtrent een verontrustende situatie doorgegeven worden aan een gemandateerde voorziening, zonder instemming van de betrokkenen (DRM, artikel 76).


Binnen de rechtspraak wordt unaniem aanvaard dat de zwijgplicht kan worden doorbroken bij een noodtoestand, als dat de enige mogelijkheid is om belangrijkere, door de wet erkende, waarden of belangen te beschermen. Ook hier gelden bepaalde voorwaarden:

  • Er moet daadwerkelijk en onmiddellijk gevaar dreigen. Dit betekent dat de betrokken hulpverlener of zorgverstrekker moet inschatten dat er een reële en ernstige mogelijkheid bestaat dat een hoger ingeschatte waarde of belang acuut in gevaar is.
  • Dit belang of de waarde die men wil beschermen moet minstens van gelijke waarde zijn als het belang van het beroepsgeheim. Er wordt algemeen aanvaard dat de bescherming van de fysieke of seksuele integriteit van een persoon boven de toepassing van het beroepsgeheim staat.
  • Het doorbreken van het beroepsgeheim moet de enige mogelijkheid zijn om het gevaar af te wenden. Indien men zelf kan ingrijpen om het gevaar te stoppen of iets anders kan doen, mag men zijn beroepsgeheim dus niet schenden.

Het is hierbij steeds aan de betrokken hulpverlener of zorgverstrekker om in te schatten of er sprake is van een reële gevaarsituatie, én welke stappen best worden ondernomen om deze situatie te beëindigen. Dit is niet altijd evident en overleg met collega’s of oversten (zonder teveel details prijs te geven) kan hierbij soms helpen. Net zoals bij schuldig verzuim moet men ook hier niet automatisch politie of parket inschakelen. Andere, meer gespecialiseerde diensten zoals het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling kunnen worden gecontacteerd. Zo kan tegelijk geprobeerd worden om de vereiste vertrouwensrelatie niet al te veel te beschadigen. In elke casus zal je als hulpverlener dus nauwgezet moet nagaan of een schending van je beroepsgeheim echt noodzakelijk is.

Naast de regels inzake beroepsgeheim is iedereen, professional of niet, onderworpen aan de plicht om hulp te verlenen aan een persoon in nood. Schuldig verzuim is strafbaar. Het moet hierbij gaan om een noodsituatie die door de persoon in kwestie wordt vastgesteld (of hem wordt duidelijk gemaakt) en men moet zelf ook in staat zijn te kunnen helpen, zonder zichzelf daarbij in gevaar te brengen. Dit betekent niet per definitie een aangifteplicht. Men kan ook hulp bieden op een andere manier dan het inlichten van politie of parket. Dit is zeker zo voor de professional in de hulpverlening.

Beroepsgeheim