Contact  |

Weet een vertrouwenspersoon wat van hem wordt verwacht? Welke rechten en plichten heeft hij?

In de geest van het DRM is het aan de voorziening of de hulpverlener om minderjarigen en vertrouwenspersonen helder en duidelijk in te lichten over wat hun specifieke rol is, wat precies van hen verwacht wordt en wat daarbij hun mogelijkheden, rechten of plichten zijn. Zeker aan het begin van de hulpverlening zullen zowel de minderjarige als de vertrouwenspersonen dus in principe goed op de hoogte zijn. Deze informatie zou doorheen het traject regelmatig herhaald en besproken moeten worden.

Het recht op bijstand houdt in dat de minderjarige zich kan laten bijstaan bij de uitoefening van zijn rechten door een vertrouwenspersoon, in alle contacten met de hulpverlening. Een definitie van bijstand is in het DRM echter niet opgenomen en kan dus verschillende vormen aannemen. Soms volstaat het louter aanwezig zijn van de vertrouwenspersoon, soms zal de minderjarige willen dat hij de zaken (beter) verwoordt, of dat er regelmatig contact is (een babbel, een telefoontje …). De minderjarige bespreekt best van bij het begin heel duidelijk met zijn vertrouwenspersoon:

  • wat hij belangrijk vindt bij het hulpaanbod,
  • wat zijn mening is over bepaalde zaken,
  • hoe hij het verdere verloop ziet,
  • waar oplossingen liggen,
  • wanneer én hoe hij ondersteuning verwacht van de vertrouwenspersoon.

Het is van belang dergelijke zaken goed te bespreken, zoals de vraag of de vertrouwenspersoon gesprekken mag voeren met jeugdhulpverleners zonder dat de minderjarige erbij is of het dossier van de minderjarige inkijken (zonder dat de minderjarige erbij is) ...

Het DRM bevat ook enkele uitdrukkelijke extra rechten en taken voor de vertrouwenspersoon.

  • De vertrouwenspersoon heeft toegang tot de dossiergegevens die voor de minderjarige onder de agogische exceptie vallen (DRM, artikel 11§2).
  • bij een belangenconflict tussen de ouders en de onbekwame minderjarige, kan de vertrouwenspersoon het recht op toegang tot het dossier van de minderjarige uitoefenen in zijn plaats (DRM, artikel 22§5).
  • de vertrouwenspersoon fungeert als vast aanspreekpunt voor de minderjarige doorheen het hele traject van de jeugdhulpverlening. De vertrouwenspersoon krijgt het mandaat om, na én in overleg met de minderjarige, jeugdhulpverleners aan te spreken, bemiddeling en overleg te initiëren en de situatie op te volgen.
Bijstand / Vertrouwenspersoon