Contact  |

Welke zijn de concrete voorwaarden voor het recht op een vertrouwenspersoon?

De vertrouwenspersoon (vroeger bijstandspersoon) is een belangrijke figuur binnen de jeugdhulp en voor de toepassing van het DRM. Om vertrouwenspersoon te kunnen zijn, moet je aan 4 voorwaarden tegelijk voldoen:

Meerderjarig zijn

Niet rechtstreeks betrokken zijn bij de jeugdhulpverlening aan de minderjarige

Dit kan de keuzeruimte voor de minderjarige beperken dus de term ‘rechtstreeks’ moet zo eng mogelijk worden geïnterpreteerd. Zo kan de minderjarige niet zijn eigen individuele begeleider kiezen, maar wel een begeleider uit een andere leefgroep. De betrokken hulpverleners blijven daarbij wel waakzaam voor eventuele deontologische problemen. Want het is niet altijd evident voor een werknemer om bijvoorbeeld op te komen voor de belangen van de minderjarige in conflict met (hulpverleners van) zijn voorziening.

Op ondubbelzinnige wijze door de minderjarige aangewezen zijn

Volgens het DRM kunnen minderjarigen zelf en vrij bepalen of ze bijstand wensen, én wie hen dan zal bijstaan. Jeugdhulpverleners moeten dus niet automatisch voor alle minderjarigen een vertrouwenspersoon voorzien. Wel moeten ze minderjarigen van bij de aanvang van de jeugdhulp duidelijk en regelmatig informeren over hun recht op bijstand van een vertrouwenspersoon. Niet elke minderjarige is in staat om zelf een vertrouwenspersoon aan te wijzen, bijvoorbeeld peuters, minderjarigen met een handicap die zich niet kunnen uiten ... Maar ook zij hebben recht op bijstand. Dan kunnen de ouders dit doen (op grond van hun ouderlijk gezag). Is er een belangenconflict tussen de minderjarige en zijn ouders, of oefent niemand het ouderlijk gezag over de minderjarige uit, dan kan de directeur van een jeugdhulpvoorziening (of zijn gemandateerde) of het personeelslid van de toegangspoort een vertrouwenspersoon aanduiden.

Beschikken over een uittreksel uit het strafregister – Model 2

Het uittreksel uit het strafregister is een officieel document dat het eventuele strafverleden van een persoon beschrijft. Model 2 is het specifieke uittreksel dat nodig is voor activiteiten met jongeren en kinderen, zoals:

  • opvoeding,
  • psycho-medisch-sociale begeleiding,
  • hulpverlening aan jeugd,
  • kinderbescherming,
  • animatie of begeleiding van minderjarigen.

Het DRM stelt niet dat dit uittreksel blanco moet zijn. Het moet de hulpverlening wel in staat stellen om in te schatten of iemand deze functie kan opnemen. Niet alle veroordelingen maken een persoon per definitie ongeschikt als vertrouwenspersoon. Indien er een veroordeling op het uittreksel staat, moet goed afgewogen worden of dit kan. Een ‘jeugdzonde’ van een jongvolwassene hoeft misschien geen beletsel te zijn om tien jaar later als vertrouwenspersoon op te treden, een veroordeling voor ‘onopzettelijke slagen en verwondingen’ (zoals bij een verkeersongeval), misschien ook niet. Dit moet echter goed worden onderzocht.

Het is dus niet langer vereist dat een vertrouwensfiguur onder beroepsgeheim valt en tewerkgesteld is in de voorziening of school van de betrokken minderjarige. Dit verruimt de mogelijkheid voor de minderjarige om iemand te vinden als vertrouwenspersoon.

Bijstand / Vertrouwenspersoon