Contact |
Kunnen jeugdhulpvoorzieningen het bezoekrecht verbieden of beperken?
Het recht op bezoek en contact is een belangrijk recht voor alle minderjarigen (ook de onbekwame) in de (semi-)residentiële hulpverlening (DRM, artikel 14, 25 en 28). Het is zo fundamenteel dat een inperking hierop niet als sanctie kan worden gebruikt. Onthouding van bezoek kan enkel mét toestemming van de bekwame minderjarige of van de ouders van een onbekwame minderjarige, of in opdracht van de jeugdrechter.
Het bezoekrecht kan wel, uitzonderlijk en tijdelijk, worden beperkt in het belang van de minderjarige (DRM, artikel 5). Dit moet dan afdoend worden gemotiveerd en kan dus slechts zeer uitzonderlijk en voor een beperkte tijd. In voorkomend geval moet men zo snel mogelijk toch de vereiste toestemming proberen bekomen. Indien dat niet lukt, moet de jeugdrechter zo snel mogelijk worden gevat, die zich dan definitief zal uitspreken over het al dan niet beperken van het recht op bezoek.
Dit is bijvoorbeeld het geval bij een bezoek van de drugsdealer of de pooier van de minderjarige. De jeugdhulpverlener moet dan de nodige inspanningen leveren om met de minderjarige (en/of ouders) in dialoog te gaan om duidelijk te maken waarom zo’n contact niet aangewezen is. Ook de minderjarige mag hierover zijn mening geven. Komt men niet tot een vergelijk en blijft de jeugdhulpvoorziening van mening dat een contactverbod met deze personen essentieel is in het belang van de minderjarige, dan zal de jeugdrechter zich hierover moeten uitspreken.