Contact |
2025 - Kunnen jeugdhulpvoorzieningen het bezoekrecht afnemen of beperken?
Het recht op bezoek en contact is een belangrijk recht voor alle minderjarigen (ook de onbekwame) in de (semi-)residentiële hulpverlening (DRM, artikel 14, 14/1 en 14/2).
Vanaf het moment dat de minderjarige aankomt in de residentiële voorziening of gemeenschapsinstelling heeft die dan ook het recht om regelmatig bezoek te krijgen van personen die de minderjarige zelf kiest.
Een inperking hierop kan niet als sanctie worden gebruikt!
3 belangrijke uitgangspunten bij het recht op bezoek:
- De jeugdhulpvoorziening waar de minderjarige verblijft, beschrijft de bezoekregeling in het huishoudelijk reglement;
- De jeugdhulpvoorziening levert gepaste inspanningen om het bezoek mogelijk te maken en zorgt ervoor dat het bezoek plaatsvindt in een huiselijke sfeer.
- De organisatie van het bezoek wordt afgestemd met het traject van de minderjarige.
Alleen in de volgende situaties kan het recht op bezoek (deels) beperkt worden:
1. De rechter besluit dat het bezoek niet in het belang is van de minderjarige;
2. De jeugdhulpvoorziening besluit dat het bezoek niet kan doorgaan én respecteert daarbij volgende voorwaarden:
- de jeugdhulpvoorziening heeft de juiste inspanningen geleverd, maar toch kan het bezoek niet onder de juiste omstandigheden doorgaan;
- het verbod gaat over het bezoek van specifiek bepaalde personen;
- de beslissing wordt genomen in afwachting van een rechterlijke beslissing én de jeugdhulpvoorziening hield bij de beslissing rekening met de concrete situatie van de minderjarige;
- de beslissing is nodig om de veiligheid van de minderjarige te beschermen.
Een gemeenschapsinstelling kan de beslissing om het bezoekrecht te beperken, nemen zonder te moeten wachten op de doorslaggevende beslissing van de rechter, zolang de gemeenschapsinstelling rekening heeft gehouden met de situatie van de minderjarige en de beslissing om het bezoekrecht te beperken nodig is voor de goede orde en de veiligheid.
Een jeugdhulpvoorziening of gemeenschapsinstelling kan bezoek, desondanks een beslissing van de rechter, bovendien wel verbieden wanneer er sprake is van een noodtoestand.
De nood tot het tijdelijk verbieden van bezoek wordt in dat geval besproken met de minderjarige en wordt gekaderd binnen het individuele begeleidingstraject. De motivatie wordt opgenomen in het dossier van de minderjarige.
De beperking van het recht op bezoek mag niet langer duren dan veertien dagen. Maar die periode kan één keer verlengd worden met veertien dagen.
De jeugdrechter wordt op de hoogte gebracht van het verbod en kan de duur van het verbod nog verder verlengen.
Let wel: Zolang het bezoek doorgaat binnen de bezoekuren van de jeugdhulpvoorziening, mag het recht op bezoek en de organisatie van het bezoek nooit beperkt worden voor o.a. volgende personen en instanties:
- de advocaat van de minderjarige;
- een ombudspersoon;
- de betrokken jeugdrechters;
- een maandcommissaris;
- de kinderrechtencommissaris;
- de consulent.