Inspraak en participatie
Minderjarigen hebben recht op inspraak en participatie in hun eigen hulpverleningstraject (DRM, artikels 16 tot en met 19).
Voorzieningen moeten een (collectieve) inspraakregeling voorzien.
De inbreng van de minderjarige is essentieel voor het slagen van de hulpverlening: hij kan aangeven hoe hij de situatie inschat en geeft zo ook belangrijke informatie aan de hulpverlener. Deze moet daar passend belang aan geven. Dit recht op inspraak en participatie betekent niet dat de minderjarige altijd gelijk heeft of steeds moet worden gevolgd. De hulpverlener behoudt zijn eigen professioneel inzicht en verantwoordelijkheid. Als hij afwijkt van wat de minderjarige wenst, dient dit goed uitgelegd en gemotiveerd te worden.
Meer weten
Veelgestelde vragen
Een specifieke vraag die niet aan bod komt in deze FAQ?
Neem contact op met tzitemzo@tzitemzo.be.